Minister Koolmees: kinderopvang en onderwijs samenvoegen geen goed idee
Het ligt niet voor de hand de kinderopvang ‘in te weven’ in het onderwijs. Dat staat in een verkenning naar de toekomst van de kinderopvang die demissionair minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. ‘Integratie van de kinderopvang in het onderwijs zou een verlies kunnen betekenen van de positieve dynamiek van het huidige hybride kinderopvangstelsel. Men is het erover eens dat ondernemerschap in de kinderopvang een toegevoegde waarde heeft, door klantgerichtheid, divers aanbod en flexibiliteit.’
Daarnaast bestaat het risico dat de huidige expertise van de kinderopvang verloren gaat: ‘Onderdelen van de kinderopvang waar het onderwijs minder affiniteit mee heeft, zoals de baby- en dreumesopvang, zouden in het gedrang kunnen komen’, zo schrijft Koolmees. Hij vindt ook dat het aanbod voor jonge kinderen moet zijn afgestemd op de behoeften en voorkeuren van ouders en vernieuwing van het aanbod gebaat is bij maatschappelijk verantwoordelijk ondernemerschap. Het onderwijs is op dit punt nog niet zo ver.
Koolmees maakt wel de kanttekening dat in de kinderopvang sprake moet zijn van een hybride markt waar evenwicht heerst tussen de maatschappelijke doelen van kinderopvang en commerciële doelen. ‘Zo zouden eisen aan sociaal-verantwoord ondernemerschap en de professionele cultuur van de organisatie gesteld kunnen worden.’
Dit ziet hij voor zich door meer te sturen op waarden, vertrouwen en professionaliteit. Want uit onderzoeken komt het consistente beeld naar voren dat organisaties met een maatschappelijke missie, lokale betrokkenheid, aandacht voor professionalisering en actieve betrokkenheid van medewerkers een hogere kwaliteit bieden, meer cultureel-inclusief te werk gaan en een groter bereik onder kinderen in achterstandssituaties hebben dan andere organisaties. ‘De onderzoeken laten zien dat indeling naar profit, non-profit of rechtsvorm niet bepalend zijn voor de aangeboden kwaliteit, maar dat het veel meer gaat om bovengenoemde kenmerken.’
Goede samenwerking met het onderwijs ziet Koolmees zeker zitten. Dit wordt door deskundigen als noodzakelijk gezien voor de kansengelijkheid van kinderen, het mogelijk maken van een breed aanbod en het bieden van een doorlopende leerlijn. Maar bij de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs ‘stuit men nu nog op ideologische en praktische belemmeringen. En zo lang er geen algemeen toegangsrecht is of de kosten van opvang voor ouders te hoog zijn, zou verdergaande samenwerking lastiger te realiseren zijn.’
De minister ziet in de maatschappij wel ‘brede overeenstemming voor een toegangsrecht van minstens twee dagen opvang per week voor alle kinderen om de toegankelijkheid te vergroten. Kinderopvang zou volgens de deskundigen gratis aangeboden moeten worden, of in ieder geval betaalbaar met lage kosten voor de ouders. Kinderopvang wordt dan gezien als pedagogisch-educatieve ontwikkelingsfunctie in de context van het maatschappelijke belang van kansengelijkheid en inclusie.’
Bron: VTOI-NVTK