Nieuwe risicovolle speeltuin verboden voor ouders



Het is een uitstervend verschijnsel: kinderen die urenlang buiten rondscharrelen met bijvoorbeeld een verdwaald winkelkarretje, zonder overbezorgde ouders in de buurt. Dat is zorgelijk, want dat aanklooien maakt de jeugd weerbaar en veerkrachtig. Om het tij te keren opent dit voorjaar de eerste ’rommelspeeltuin’ van Nederland. En die is verboden voor vaders en moeders.


© JEAN-PIERRE JANS
Jongens en meisjes bij het Woeste Westen gaan kerstbomen verbranden.

Drie meiden van een jaar of acht slaan gaten in een half bevroren slootje met grote stokken. „Niets leuker dan ijs stukhakken”, zegt Martin Hup van Het Woeste Westen, de grootste natuurspeeltuin van Nederland. Er zijn geen ouders in de buurt, en dat is maar goed ook. Die hadden vast staan roepen dat ze niet te dicht bij de rand moeten komen. Dat ze het ijs juist heel moeten laten. Of dat ze erin kunnen lazeren. De ’pas op, kijk uit-mantra’, noemt Martin Hup die reflex. Hij is de oprichter van de speeltuin achter het Amsterdamse Westerpark, die drie hectare beslaat. „Spelen is iets van een kind, met kinderen onderling. Volwassenen moeten zich daar niet mee bemoeien.” Een kabelbaan en een schommel zijn daar eigenlijk niet eens voor nodig. „Als je gaat slenteren en aanrommelen met niks, buiten het zicht van je vader en moeder, dán gebeurt het. Wat zich dan afspeelt is wonderbaarlijk. En leerzaam: je wordt er zelfstandig, veerkrachtig en weerbaar van.” Helaas is het slecht gesteld met het buitenspelen. Het aantal kinderen dat op straat aanrommelt, neemt af. Het percentage jeugd dat nooit buiten speelt, verdubbelde in vijf jaar tijd van 8 naar 17 procent, blijkt uit onderzoek van Jantje Beton uit 2022. Volgens de kids zelf komt dat omdat er van alles te doen is op schermen thuis, er te weinig anderen op straat zijn en omdat ze huiswerk moeten maken.

Spannende plek
De opmars van iPads en telefoons is moeilijk te stoppen. Maar aan andere factoren die kinderen van straat houden, is te sleutelen, zegt pedagoog Martin van Rooijen. Hij snapt wel dat de jeugd niet meer buiten is te vinden, maar binnen zit voor een potje Minecraft. „Er is tegenwoordig bijna nergens meer risico of uitdaging te vinden. Er zijn geen rommelveldjes meer, geen spannende plekken. In speeltuinen zijn ze snel uitgespeeld.”

© JEAN-PIERRE JANS
Martin Hup, oprichter van het Woeste Westen.

Van Rooijen promoveert aan de Universiteit voor Humanistiek op een onderzoek naar ’risicovol spelen’: spelen met de kans dat je een bult of en schram oploopt. „Op een garagedak of in een lantaarnpaal klimmen. Racen met een crossfiets, klooien met een hamer en spijkers, rommelen in de buurt van water en vuur, stokvechten.” De pedagoog introduceerde al in meerdere speeltuinen, basisscholen en opvanglocaties zogenaamde loose parts. Deze attributen – kabelrollen, kapotte dakpannen, een huishoudtrapje – bieden 101 mogelijkheden om mee te experimenteren. Deze spullen komen ook in de eerste ’rommelspeeltuin’ van Nederland, die in april wordt geopend in Utrecht.

© THIJS ROOIMANS
Thomas en Jeroen vermaken zich prima met loose parts, zoals een ontheemd winkelwagentje.

Van Rooijen is betrokken bij dit project, naar het voorbeeld van junk playgrounds, die al bestaan in onder andere Engeland. De eerste ’skrammellegeplads’ ontstonden in 1943 in Denemarken. Het is de bedoeling dat de jeugd er vrij kan spelen. Op het hek rondom deze speeltuinen in het buitenland hangen briefjes met de tekst ’jullie kinderen zijn oké zonder advies en suggesties’. Met andere woorden: ouders mogen er niet in.

Belemmerend
Naast schermen en de afwezigheid van plekken om te scharrelen, vormen vaders en moeders een belemmerende factor voor buitenspelen. Volgens Van Rooijen is het van groot belang dat zij zich niet met het spelen van hun nageslacht bemoeien. Zij zitten bovenop hun kroost en ontnemen hun de mogelijkheid lastige situaties zelf op te lossen. Bijt dus vooral op je tong als je spruit van een speeltoestel dreigt af te tuimelen of ruzie krijgt met een andere kleuter. Het euvel lost zich vaak vanzelf op of het kind bedenkt zelf een manier om eruit te komen. „En dat is het mooiste dat je je kroost mee kunt geven: het spreekt hun veerkracht aan en leert hun vol zelfvertrouwen verder te gaan”, aldus Van Rooijen. „Door zelf keuzes te maken, door te zetten en teleurstellingen te verwerken, staan ze sterker in het leven.” Zo zag de onderzoeker zijn 10-jarige dochter regelmatig in de top van een metershoge boom zitten. „De eerste keer schrok ik. Daarna dacht ik: ze kan ontzettend goed klimmen. Het ergste dat kan gebeuren, is dat ze eruit valt. De takken vangen haar deels op, ze breekt hoogstens een arm of een been. Dat is een aanvaardbaar risico. Dat ze daar bovenin zit, levert meer op.” Het meisje kwam altijd zonder kleerscheuren naar beneden. „Ze heeft het nog lang gehad over het uitzicht dat ze daar had. En ze was trots op zichzelf: ze had het toch maar mooi geflikt.” Niet alle vaders en moeders zullen het ’aanvaardbaar’ vinden dat hun telg een breuk oploopt. „Toch zeggen mensen tegen mij op de ouderavonden die ik verzorg dat ze dat niet heel erg vinden”, zegt Van Rooijen. „Liever niet natuurlijk, maar het kan gebeuren. Het is de volwassene die ermee zit, het kind niet. Pijn hoort bij het leven. We kunnen niet alles voorkomen en moeten dat ook niet willen.” Ouders hebben de neiging hun kroost enorm te onderschatten, vertelt Martin Hup in het gebouwtje bij speeltuin Het Woeste Westen. Hij wijst naar een groepje 6- tot 8-jarigen dat buiten in een kring op boomstammetjes zit, lid van de ’Avonturenclub’ op woensdagmiddag. „Als we hun een scherp mes geven om een punt aan een stok te slijpen, dan begrijpen ze dat ze daarmee een verantwoordelijkheid krijgen. Daar kunnen ze heel goed mee omgaan.”

Motoriek
Buiten ronddraven is op alle fronten heel goed voor de ontwikkeling van kinderen, weet ook psycholoog Marielle Balledux van het Nederlands Jeugd Instituut. „Rennen, springen, vallen en steppen helpt bij het ontwikkelen van hun motoriek. Ze worden er behendig van. Ze leren samen spelen, anderen ontmoeten, een plek vinden in de groep. En van buiten bewegen gaat je bloed beter stromen, de hersenen raken beter doorbloed, het verbetert je concentratievermogen.” Ook zij vindt het belangrijk om als ouder niet steeds in de nek van je nageslacht te hijgen – ook al is het begrijpelijk dat het moeilijk is om ze los te laten. „Dat is een geleidelijk proces, waar vaders en moeders ook aan moeten wennen.” Maar laat je daarbij niet leiden door de gedachte aan wat er allemaal mis zou kunnen gaan, waarschuwt de psycholoog. „Dan blijven we met z’n allen onder een kaasstolp zitten.” Dat gezinnen tegenwoordig veel kleiner zijn, speelt een rol in die overbescherming, vermoedt Balledux. „Ouders krijgen veel minder kinderen, en de kids die ze hebben, worden een project. Die moeten veilig opgroeien en gelukkig en succesvol worden. Terwijl het voor hen heel gezond is om ook uit die bubbel te komen.”

© ERIK VAN 'T WOUD
Marielle Balledux

Over de gevolgen van minder buiten spelen is nog geen hard onderzoek, zegt de onderzoekster. „Maar er zijn wel signalen dat we sneeuwvlokjes aan het opvoeden zijn. Zo klagen militairen dat rekruten van nu veel minder behendig zijn dan die van tien jaar geleden, en dat ze niet tegen een stootje kunnen.” „Er is wel onderzoek dat uitwijst dat kinderen die geen risico’s mogen nemen, meer kans hebben op angststoornissen”, zegt Van Rooijen. „Ik kan me voorstellen dat zij niet leren om hun grenzen te verleggen als er continu een ouder bijstaat die zegt: pas op, kijk uit.” Deze houding heeft het tegenovergestelde effect, weet de promovendus. „Dat noem ik de overbeschermingsparadox. Als ouders alle mogelijke vervelende ervaringen bij hun kinderen weghouden, is de kans dat het fout gaat des te groter. Als ze niet leren om voor hun eigen veiligheid te zorgen en het gaat een keer mis, dan weten ze ook niet hoe ze een probleem kunnen oplossen. Dat er burn-outs vaker en op steeds jongere leeftijd voorkomen, zou daar weleens mee te maken kunnen hebben.” In Het Woeste Westen druppelen de kinderen van de Avonturenclub weer binnen. Ze komen net terug uit de wijk die aan het Westerpark grenst, waar ze kerstbomen hebben verzameld. Onder toeziend oog van begeleiders mogen ze die nu in de fik steken. Genietend kijken ze naar de knetterende dennennaalden en torenhoge vlammen.

’Mooiste cadeau’
„Je kinderen een middag buiten laten rommelen is het mooiste cadeau dat je ze kunt geven”, zegt Martin Hup, terwijl achter hem de eerste kids in de kast met reservekleren staan te graaien. Er zijn er een paar door het te dunne ijs gezakt. „Dit zijn de dingen die je vormen, die je je later herinnert. Dat je een nat pak haalde met je vrienden op een woensdagmiddag in het Woeste Westen. Niet dat je thuis zat te gamen.”


Ander nieuws